Thursday 13 May 2010

Svalbard: Arctisch archipel









Een slordige twee maand geleden trok ondergetekende na een periode van het betere halsreiken onverschrokken richting Svalbard, een Arctisch archipel dat oprijst uit het pakijs. De grootste Noorse nederzetting op dit Arctische archipel, de ‘stad’ Longyearbyen met een 2000-tal inwoners en gelegen op de 78e noordelijke breedtegraad, zou onze uitvalsbasis worden. We (Matthias+ik) konden terecht bij een Noorse vriendin die terplekke biologie studeert aan de plaatselijke afdeling van de unief. Vrij noodzakelijk van daar iemand te kennen, want het is bij wet verboden de ‘stad’ te verlaten zonder geweer van het juiste kaliber en iemand die bewezen heeft ermee te kunnen omgaan. Alle studenten op Spitsbergen volgen dan ook verplicht een schiettraining en hebben allemaal hun persoonlijk geweer in een speciale veiligheidskast in hun kamer. Grote dreiging is natuurlijk onze schattige vriend de ijsbeer die wel es mensen durft aan te vallen als hij hongerig is. Andere gevaren zijn vooral lawines waarvoor we bakens droegen, en peilstokken en sneeuwschoppen bijhadden. En tenslotte natuurlijk onderkoeling, niet geheel onverwacht bij een gemiddelde temperatuur van -20.

Overzicht van ons 8-daagse programma:
- Dag 1: Voornamelijk hamburgers en spaghettitoebehoren inslaan om de prijs wat te drukken en het ook gewoon oerdegelijk is. Verder wat rondgedwaald in de stad en ons verbaasd over de behoorlijk strakke wind die bij -20 alle onbedekte stukjes huid medogenloos teistert. Wat typisch Arctisch gereedschap ingeslaan zijnde balaclava, deftige handschoenen en thermos. Ondertussen eerste contact met het noorderlicht dat in groene tinten over de nachtelijke hemel danst. Een bord zegt bij de ingang van de bank: Geen geweren toegelaten. Geweren, sneeuwscooters en skiërs trouwens allomtegenwoordig in het stadsbeeld!
- Tijdens het weekend een tweedaagse scootertocht gemaakt met onze contactpersoon en wat van haar vrienden richting een of andere baai (Colesbukta) tussen Longyearbyen en Barentsburg (grootste Russische kolonie). Uiteindelijk de universiteitshut niet gevonden, en dan maar in een afgelegen, piepkleine en vrij antieke Russische schuilhut overnacht (inclusief keukenzout met Cyrillische opschriften), waarrond rendieren lustig naar eten zochten. Authentiek. Onderweg trouwens een sinds jaren verlaten, vervallen Russische mijngebouwen tegengekomen die zoals alle rondslingerende industriële mijnrommel historische monumenten zijn. Wat bevreemdend om de natuur zo’n industriële site te zien heroveren. Het herinnerde eraan dat de natuur zich hier met krachtige wapens verzet tegen menselijke aanwezigheid. Tijdens de scootertocht ook nog een scooter op een steile helling vakkundig om zeep geholpen, en helaas de scooter moeten achterlaten ter plekke na tevergeefse herstellingspogingen die niet bepaald meevielen bij dergelijke temperaturen. Gelukkig was het uitzicht, zoals op de meeste plekken op Spitsbergen, daar behoorlijk oké. ’S Avonds ook het meest indrukwekkende raadselachtige groenige poollicht gade geslaan op de achtergrond van een uitgebreide sterrenhemel.
- Na wat lollige momenten op ski’s, enkele plaatselijke pinten (natuurlijk van de meest noordelijke brouwerij ter wereld in Tromsø), national geographic channel (barske dyrevenner!) en met de plaatselijke studenten (die er niets beter op hadden gevonden dan touwlopen tot cafésport te verheffen), het betere kruipwerk in een ijsgrot onder een gletsjer, dan uiteindelijk onze toevlucht genomen naar de georganiseerde tours, zijnde een hondesleetocht (vrij chapeau voor die beesten die behoorlijk sterk zijn en zich niets aantrekken van de snijdende wind en koude), en een langere sneeuwscootertocht (9u) naar de oostkust die toch wel een van de hoogtepunten was. Razen over onmetelijke ongerepte sneeuw-en ijsformaties aan respectabele snelheden van gemiddeld 70 km/u. Ondergesneewde ijskappen oversteken en op het pakijs speuren naar ijsberen. Uiteindelijk geen ijsberen ontmoet, maar wel trots onze voet kunnen plaatsen in een vrij verse afdruk van een eksemplaar.
Temperaturen van -30 waarbij alles onmiddellijk aanvriest en elk bloot stukje huid echt niet zo’n goed idee is, aangezien zelfs sommige stukken die bedekt waren zwaar aftakelden. Zo waren de sporen van het vervellen op mijn vingers drie weken later nog steeds zichtbaar. Nooit gedacht dat de koude een dergelijke aanval kon plaatsen op je fysieke integriteit, maar Als illustratie van hoe koud -30 eigenlijk betekende, wierp de gids een kokend hete kop water de lucht in, waar het razendesnel omgezet werd in een wolkje sneeuw.
- Verder zal ‘mine 2b’ altijd een speciale betekenis hebben. Ingegraven in een bergwand vlakbij Longyearbyen besloten we de laatste avond onder heldere sterrenhemel als toetje de vervallen en verlaten mijn te verkennen. Een nauwe trap met bekruipend steile krakmikkige treden leidde ons de bergwand in. En alsof de trappen hunzelf nog niet krakmikkig genoeg waren, puilde van werkelijk overal sneeuw naar binnen om de treden stevig laag te bedekken. Maar de beloning was niet mis. De mijn was grotendeels intact gebleven, inclusief antieke weegschalen, instrumenten, en jawel, ook pin-up posters en schunnige opschriften uit de jaren 50-60 van kompels. Ingevallen mijngangen met massieve ijswanden, spoorwegen en lange schaduwen door de geringe verlichting waren eveneens ons deel. Zelfs een poolvos die zich opwond over al die nachtelijke activiteit.

Kortom een schitterende tijd op een schitterende plek.


PS: Met dank aan Matthias voor de schitterende foto’s. Meer van dat lekkers op facebook.

Wednesday 7 October 2009

Ísland – deel 2 - IJsland


























IJsland: Toen we vertrokken op de luchthaven van Oslo was de voorspelling over het weer in Reykjavik 10 graden C, en volle zon. Genoeg om de piloot in een lichte euforie te doen ontsteken. Uiteindelijk zou het kwik gedurende de reis niet boven 15 graden uitstijgen, en snachts makkelijk tot onder de 5 graden vallen, wat kamperen net dat ietsje uitdagender maakte. En zo vertrokken we dus, richting lavavelden, onder de IJslandse zon in onze 4x4, die we 6 dagen tot onze beschikking hadden. De eerste dag bleven we een beetje in de buurt van Reykjavik hangen, en lieten we het land langzaamaan tot ons doordringen. Al snel was duidelijk dat het nauwelijks met Noorwegen te vergelijken viel. Nergens bomen te bespeuren en vrij plat, wat er wijdse uitzichten opleverde, een zeldzaamheid in Noorwegen als je niet klimt. Af en toe werd de openheid doorbroken door een afgelegen vissersdorp met een paar 100 inwoners, waar de huizen opvallend ver van elkaar staan omdat ze toch plaats te over hebben, en de huizen en kerken uit aluminium platen gebouwd zijn (waar zouden ze het hout halen). Slechts 1,3% van het oppervlak van Ijsland is bebost, een belachelijk laag cijfer, net als het bewonersaantal (300.000). In de zomer lopen er trouwens meer toeristen dan Ijslanders rond op het eiland. De eerste dag trakteerden we ons ook op een badje in the Blue Lagoon, een dampend warmwater meer met een witte, ondoorzichtige kleur waar ook heelzame krachten aan toegedicht worden, en een obligate attractie voor elke Ijslandtoerist. Op dat moment was het ook beginnen spetteren (de IJslandse zon had ongeveer 30 min geduurd), wat het best aangenaam maakte om rond te dobberen in het warme water terwijl de regen je gezicht verfriste. ’s Avonds maakten we dan ook voor het eerst kennis met Reykjavik, een kleine, gezellige stad, met een mooie ligging en bruisend nachtleven, en eigenlijk het enige dat we tegengekomen zijn in Ijsland de naam stad waardig. Een apart verschijnsel in het Reykjavikaanse nachtleven is de runtur, ofwel jongeren die constant toertjes draaiden met hun auto door het centrum aangezien de minimum alcoholleeftijd 21 is, terwijl je al van 16 mag rijden. De eerste avond legden we onze slaapzak op een bed van het Leger des Heils, maar buiten het Onze Vader dat boven ons bed hing, was er slechts weinig verschil met onze verdere slaapplaatsen. De volgende dag deden we drie verplichte toeristische bestemmingen, in de volksmond ook wel de Gouden Driehoek genoemd, waaronder
- het schilderachtige nationaal park Þingvellir, de bakermat van het democratische Ijsland
- de legendarische geiser Geysir, waarnaar alle geisers klaarblijkelijk genoemd zijn. De beste tijd van Geysir ligt jammer genoeg al achter ons, veel tekens van leven vertoont ie niet meer, maar gelukkig is er een andere geiser, Strokkur, die elke 3 minuten uitbarst. Juj!
- de donderende natuurkracht van Gullfoss, een woeste gewelddadige waterval, die net niet zo gewelddadig zou blijken als de ontzag inboezemende Dettifoss, die meer dan terecht de titel ‘Niagara van Europa’ draagt , en die we later op de reis zouden treffen.
Die avond zetten we onze tocht verder langs de zuidkust van Ijsland en stuitten we, naast een pak aluminium visserdorpjes en steile kliffen vergeven van de vogels, op een gitzwart strand. Heerlijk paradijselijk strand, enkel de kleur van het zand was eerder bevreemdend. Die avond de eerste avond in de tent, maar wegens het stormweer hadden we die opgezet in een soort badhuis voor kampeerders, ideale beschutting. De volgende dagen dan:
- kwamen we voorbij verschillende rivieren met drijvende ijsschotsen afkomstig van gletsjers
- keken we neer op een lange gletsjer vanuit een nationaal park
- stoorden we ons aan de onverschilligheid van de werknemers in de toeristische info
- kruisten we paden met vrij veel schapen en paarden
- beklommen we een kegelvulkaan en keken we over de rand
- vonden we dat er toch niet zoveel muggen aan het Muggenmeer zaten
- werden we vrolijk van het betere weer in het noorden van IJsland
- waanden we ons meermaals op een andere planeet, niet in het minst in Namafjall (dampende, stinkende stoomschachten (fumarolen), brobbelende modderplassen in alle tinten, en kleurrijke zwavelafzettingen in een Midden-Oosters woestijnlandschap, qué!?) en Krafla (bijzonder donker en duivels aandoend vers lavaveld met allomtegenwoordige ontsnappende stinkende stoom waar je lijkt te verwachten dat Darth Vader himself op ieder moment uit de lava op kan rijzen)
- reisden we langs de indrukwekkende canyons in het nationaal park van Jökulsárgljúfur, inclusief de hoefijzervormige canyon van Asbrygi. Eat that Grand Canyon!
- ontmoetten we maar liefst 5 walvissen op walvissafari, waaronder 3 blauwe vinvissen, het grootste dier dat ooit op aarde leefde. Om een idee te krijgen: je kan een kleine auto parkeren in de mond van het beest . Verder kruisten we ook nog paden met een dwergvinvis en een noordelijke butskop.
- Trachten we de nood om rivieren te doorwaden met de 4x4 te beperken
- Staken we door het binnenland van Ijsland op gammele weggetjes, en namen we ergens halfweg een relaxerend warmwaterbad in een stomend geothermisch gebied.
- Deden we de legendarische trektocht van Landmannalaugar naar Þórsmörk, maar dan in omgekeerde richting, zijnde bergop. Maar op die manier konden we tijdens de tocht uitkijken naar warmwaterbaden en vers gemarineerde forel in Landmannalaugar, waar we ons uiteindelijk stevig te goed aan zouden doen. Een vrij gelukkig en prettig toeval was dat we ook na de eerste stevige regendag de kans hadden om een 5-minuut-lange warme douche te nemen, wat een van de beste 5 minuten ooit was. We slaagden erin om in 3 dagen de 58 km te overbruggen, al kwamen we tijdens de laatste dag na 27 km eerder strompelend over de eindmeet. Met al ons proviand voor 3 dagen op de rug, leidde de tocht ons door spectaculaire en surrealistische landschappen, met veel afwisseling van dag tot dag. Gletsjers, pikzwarte zandvlakten, geothermische velden, sneeuwbruggen-en vlakten, goudglinsterende obsidiaanvelden, fumarolen, lavavelden, ijskoude en woeste gletsjerrivieren, die op sommige plaatsen doorgewaad dienden worden, enz. Het was Ijsland samengevat in 3 dagen, en een perfect orgelpunt op de reis. Zeer warm aangeraden.

Wednesday 26 August 2009

Ísland – deel 1 - Noorwegen














Zoals sommigen van jullie ongetwijfeld al weten, heb ik enkele weken geleden koers gezet richting IJsland om daar 12 dagen door te brengen samen met mijn vader. Ik kan je alvast toevertrouwen dat het een reis was die ik niet licht zal vergeten. Maar aangezien Bergen ongeveer halfweg Belgie en IJsland ligt, vond mijn vader (en ik volgde maar al te graag zijn redenering) dat het opportuun was om eerst een paar dagjes te spenderen in Bergen. En zo geschiedde. Zowel de turbopower tocht door Bergen centrum en op de berg Fløyen, als de stevige dagwandeltocht op een naburige berg (met bijhorend uitzicht op verschillende fjorden inclusief booreilanden (->een zeldzaamheid, zowel helder weer als booreilanden)), als de geleide gletsjertocht op de Folgefonna vielen erg in de smaak. Vooral de gletsjertocht kan rustig omschreven worden als hoogtepunt (zowel letterlijk als figuurlijk, haha). Om aan de voet van de Folgefonna te raken, dienden we eerst een schilderachtige boottocht over de Hardangerfjord te doen. Deze Hardangerfjord is eveneens een van de meest toeristische gebieden in Noorwegen, en dus zaten we op de boot in onze sneeuw/trek/berg/wind-kleren en zware schoenen tussen de toeristen met zonnepetjes en nog net geen bermuda’s, een grappig zicht. Maar toen al, op de boot doemde de vrij vlakke ijskap van de Folgefonna onheilspellend op aan de horizon. Uiteindelijk zou het allemaal niet zo onheilspellend blijken. Met de bus stegen we wat meters tot de voet van de gletsjer op 1500m, waar eveneens een zomerskioord was. Toch een vreemd gevoel om in het midden van de zomer plots in het midden van sneeuw tussen de skiërs op te staan. Eerst kregen we van de gidsen (5 man voor 12 deelnemers!) een indrukwekkende hoop materiaal (helm, bril, crampons (=stijgijzers), ijshouweel, musketons) en werden we stevig ingehespt in een harnas van touwen
dat uiteindelijk zou dienen om ons aan elkaar vast te hangen eenmaal we op de gletsjer zelf waren. De gidsen hadden nog meer materiaal bij zich waaronder ijsvijzen die ze makkelijk in het ijs konden schroeven om een ankerpunt te hebben. Kortom: het was menens. Dan met sleetjes door de skilift naar boven getrokken worden en we konden eraan beginnen. Leuk weetje: de skilift moet elk jaar 10 meter naar boven gezet worden omdat hij naar beneden glijdt door de beweging van het ijs. Uiteindelijk een slordige 4 uur doorgebracht in een wonderbaarlijke omgeving op de gletsjer en tussen het zogenaamde blåisen (typisch blauwe ijs in spleten en holtes). Die holtes en crevassen kunnen tot 40 meter diep reiken, wat toch wat duizeligwekkend is als je er losjes overstapt en rekent op je stijgijzers die het spekgladde ijs begaanbaar maken. Gelukkig is iedereen aan elkaar vastgebonden, zodat, als er iemand in de diepte valt, het gewicht over allen verdeeld wordt. De Folgefonna is trouwens de meest zuidelijke gletsjer in Noorwegen en dat is te danken aan de vele neerslag in de streek. Toch een kleine troost tijdens de gebruikelijke Bergense regenbuien.


Noors woord van de maand:
Wesp - Veps

Blauw ijs:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Blauw_ijs
Folgefonna:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Nationaal_park_Folgefonna

Sunday 28 June 2009

Trondheim & Lofoten

















Nu in Bergen de straatverlichting pas om middernacht aanfloept, is het moment gekomen om wat te vertellen over mijn reisje naar Lofoten eind mei. In de dagen vlak daarvoor echter, ben ik afgezakt naar Trondheim. En terwijl mijn promotor eveneens in Trondheim op een congres de grote lijnen van mijn onderzoek poogde uit te leggen aan olie-en gasmensen en beleidsmakers, mocht ik in het kader van een samenwerkingsproject met de unief daar (het NTNU) twee dagen samenwerken met mijn Chinese doctoraatscollega.
Trondheim is Noorwegens 3e grootste stad met een duizelingwekkende 160000 inwoners, maar ondanks het eerder bescheiden bevolkingsaantal, is het best een aardig plekje om te toeven. Naast de beste voetbalploeg van ’t land (Rosenborg BK, dit seizoen losjes op weg naar de titel na wat mindere seizoenen), kan je er ook een vrij indrukwekkende kathedraal bekijken, een aan Girona doen denkend uitzicht met gekleurde houten pakhuizen langs de rivieroevers, talloze kleine kronkelende straatjes, en een erg stijlvol hoofdgebouw van de unief, volledig in stijl van de meer elitaire angelsaskische universiteiten. Het NTNU is eveneens de plaats waar Lars Onsager (de befaame Noorse fysisch chemicus en Nobelprijswinnaar) zijn wetenschappelijke carrière begon, en dat zullen bezoekers geweten hebben. Om elke hoek in hun splinternieuwe gebouw voor natuurwetenschappen hangt wel iets over hem.

Maar het echte hoogtepunt was natuurlijk het reisje richting Lofoten, een noordelijke eilandengroep voor de kust van Noorwegen. We (=een internationaal gezelschap van 3 Slovenen, 2 Duitsers, 1 Spaanse en mijzelf) vertrokken per trein op de nationale feestdag, want dat was door de lage vraag het goedkoopste. Haast belachelijk goedkoop. Een luttele 30 euro voor 25 uur sporen. Dat noem ik waar voor je geld. 25 uur sporen dus, want Lofoten ligt nogal ver noordelijk, een eindje noordelijker dan de poolcirkel zelve. Een andere reden is ook dat je ellenlange omwegen maakt via Oslo en Trondheim, en dat je na Trondheim met een vooroorlogs treinstel op alle plaatsen stopt waar ook maar enige sprake van beschaving is. Tot mijn grote genoegen bracht ik het merendeel van de rit al slapend door, door gretig gebruik te maken van het deken en kussen dat we op de nachttrein van Oslo naar Trondheim hadden gekregen. Op de eindbestemming van onze eindeloze maar uiteindelijk verkwikkende treintocht huurden we twee auto’s waarmee we ons met de ferry lieten overzetten naar Moskenes, een stadje op het zuidelijke uiteinde van Lofoten. Door een enigszins matige planning dienden we nog een slordige 8 uur te wachten op onze ferry wat we vrij succesvol opvulden met pinten pakken. De huurauto’s waren trouwens gehuurd bij een firma met de weldoordachte naam ‘Rent a Wreck’, wat toch de staat van de auto’s benaderde, en waardoor we ook niet konden klagen erover. De overzet zelf duurde nog eens 4 uur, en na een spectaculaire zonsondergang (wel, niet echt ondergang in de strikte zin van het woord) met talloze eilanden aan de horizon, was iedereen opnieuw klaar voor een dutje. Het zou alvast een voorsmaakje worden van de schoonheid die we mochten aanschouwen.
Ik zal niet elke van de 7 dagen afzonderlijk bespreken, maar enkele dingen om te onthouden waren toch wel:

- Dat ondanks een erg gevuld en actief programma toch een paar dagen voorbij zijn gegleden al slenterend over plaatselijke marktpleintjes en al gestaag pinten pakkend op terrassen.
- Dat we zowel natuur, cultuur als ontspanning in het programma gestopt hadden, en er vrij goed in geslaagd zijn om alle aspecten aan bod te laten komen, getuige zowaar een dag met drie bezoeken aan kunstmusea.
- Dat onze slaapplaatsen uitstekend waren - tenzij die ene nacht waar Daniels onophoudelijke gesnurk me tot uiterste wanhoop dreef waardoor ik uiteindelijk de nacht in de auto doorbracht. Vaak waren het roodgeschilderde, in onbruik geraakte vissershutjes die getuigen zowel de rijke visgronden rond Lofoten als van een meer romantisch visserstiel als tegenwoordig. Lofoten staat trouwens grotendeels in het teken van visserij en toerisme, wat zich uit in grote massa’s stokvis die onthoofd hangt te drogen en doordringend te ruiken op houten constructies bij de zee. Een aparte sfeer.
- Dat alle zeemeeuwen en –vogels lijken te broeden op Lofoten, werkelijk het ene nest naast het andere vol krijsende beesten.
- Dat Daniels quotum van 400 foto’s per dag meestal probleemloos gehaald werd, al moet ik toegeven dat een rimpeling van het wateroppervlak of een ontluikend boomblad al genoeg was voor enkele foto’s.
- Dat Teresa zich af en toe terugtrok om zich voor te bereiden op haar examen Samische cultuur.
- Het sfeertje in ons reisgezelschap zalig was
- Dat Lofoten niet zonder reden de Scandinavische Carraïben genoemd wordt. Goudgele stranden, azuurblauw water. Vrij on-Noors, althans tot je je omdraait en sneeuw op de bergen achter je ziet, of een walk in het water waagt maar op moet geven omdat de koude je fysiek pijn begint te doen.
- De legendarische trollfjord en het bijhorende voederen van zeearenden echt niet zo spectaculair is, en de boottocht erheen veel langer en kouder dat wat je zou verwachten, maar desondanks valt er wel het een en ander te zien onderweg.
- Dat de zon nooit onderging, wat ons bioritme behoorlijk in de war bracht. Typisch voorbeeld:
“I’m hungry, anyone for breakfast?”
“Shouldn’t we go to sleep? It’s 3 a.m.”
“Nah, I’m not tired.”
- Dat een van de hoogtepunten een 6-uur durende hike was waar we begonnen aan de zee en enkele uren later in barre omstandigheden en numeriek uitgedund door metersdiepe sneeuw 1 van de mooiste plaatsen in Lofoten bereikten.
- Dat Lofoten echt wel zo mooi is als iedereen beweert, ook al klinken ze alsof ze overdrijven. De foto’s spreken eigenlijk voor zich.
- We uiteindelijk de reis afsloten in Tromsø, een magische plek waar men een geheel tunnelnetwerk heeft inclusief ronde punten en parkeerplaatsen. Een plek ook waar we de laatste uren in stijl doorbrachten in een verduisterd cafe na een 6 uur durende autorit door overwegend beboste leegte.

Noors woord van de maand:
Betong - beton

Nog wat links naar foto's van Trondheim:
http://no.wikipedia.org/wiki/Fil:Nidarosdomen_Trondheim_3.jpg
http://no.wikipedia.org/wiki/Fil:Bryggerekke_Nidelva.jpg